Graslanden en andere min of meer dichtbegroeide, open landschappen zijn rijk aan grassen, kruiden en soms struiken (zoals heide) en zijn vaak een resultaat van landbouwactiviteiten. Deze begroeiing biedt voedsel voor zowel boven- als ondergrondse planteneters. De kwaliteit van planten als voedsel verschilt sterk tussen graslanden en de verteringsstelsels van aanwezige planteneters zijn hier vermoedelijk sterk aan aangepast.
Sommige herbivoren, zoals knaagdieren en insecten, zijn het hoofdvoedsel van veel roofdieren, welke zijn aangepast aan het vangen van deze prooien uit de bodem of begroeiing. Hoe opener en lager de begroeiing, hoe minder veilige schuil- of nestmogelijkheden er zijn en hoe groter de kans op predatie. Dat dwingt prooidieren tot goede camouflage, slimme manieren om te ontsnappen of een snelle voortplanting.
Ontdek hoe de enorm gespierde rug van een haas, babydragende adders en de pincetsnavel van een grutto het leven in graslanden mogelijk maken!
Dieren van graslanden
Grutto
Velduil
Nachtzwaluw
Adder
Haas
Tapuit