Adder

Kinderen veilig meedragen tegen een prijs    

Adders leven in verschillende habitats met een grote verscheidenheid aan structuur in vegetatie, zoals heides en graslanden met stukjes bos. De complexiteit van deze systemen is cruciaal om adders te kunnen laten jagen, zonnebaden, een winterslaap te laten doen en om ze te beschermen tegen roofdieren.

Ruiken via de tong
Mannelijke adders kruipen in het vroege voorjaar uit hun winterslaapplaatsen en laten hun sperma rijpen in de eerste voorjaarszon. Kort daarna start hun zoektocht naar een partner door geursporen van vrouwtjes op te pikken uit de lucht met hun tong en deze sporen te volgen.

Hun gespleten tong (hier afgebeeld van een ringslang) lijkt de bron van een geur te kunnen achterhalen, maar dit is nog niet bewezen.

Het ruiken met de tong is niet zoals het ruiken met de neus bij mensen (slangen ruiken ook met hun neus). Sterker nog, hun tong heeft niet eens receptoren om een partner of voedsel op te sporen – slangen kennen geen smaak.

De specifieke receptoren die dat wel doen, bevinden zich in het orgaan van Jacobson in het verhemelte van de mond. Dit verklaart waarom slangen continu hun tong uitsteken en weer intrekken: ze moeten de geurdeeltjes naar dit orgaan brengen om gewaar te worden wat de tong heeft opgepikt.

Paringsdans
Mannetjes kunnen agressief tegen elkaar zijn tijdens het vechten voor hun recht om te paren. Ondanks dat ze giftig zijn, bijten ze elkaar niet, maar houden in plaats daarvan indrukwekkende ‘adderdansen’, waarin ze zich om elkaar heen wikkelen en hun rivaal met hun kop naar beneden duwen. Uiteindelijk bepaalt uitputting welk mannetje wint. Gifslangen zijn doorgaans niet vatbaar voor hun eigen gif, omdat er continu antigif circuleert in hun bloed (hoewel dit niet voldoende beschermt tegen grote hoeveelheden geïnjecteerd gif).

Adders zijn ovovivipaar, wat betekent dat de embryo’s ontwikkelen in eieren zonder schaal in de baarmoeder (hier zijn zes van zulke embryo’s weergegeven). Als de jongen klaar zijn om geboren te worden, breken de eieren open en bevalt de moeder van vrijlevende jongen. Adders zijn zogenaamde ‘capital breeders’, wat inhoudt dat vrouwtjes energie en essentiële voedingsstoffen uit hun eigen reserves gebruiken om dooiers en jongen te produceren.

Dit in tegenstelling tot bij zogenaamde ‘income breeders’, die hun reproductie mogelijk maken door deze energie uit hun voedsel te halen. Capital breeding vraagt om een enorme energie-investering van het vrouwtje, wat waarschijnlijk de reden is voor adders om slechts eens in de twee of drie jaar voort te planten.

Het offer dat vrouwtjes doen om jongen te produceren blijkt uit het contrast dat ze laten zien met de lichaamsconditie vergeleken met mannetjes in het paringsseizoen: mannetjes hebben een relatief veel dikkere spierlaag over hun lichaam en grotere vetreserves.

De teelballen zijn enorm en produceren waarschijnlijk genoeg sperma om tal van vrouwtjes in een seizoen te bevruchten. Mannetjes blijven slechts een aantal dagen bij een vrouwtje na de paring.

Noodzakelijk zonnebaden
De inwendige lichaamstemperatuur van vrouwtjes moet hoog genoeg blijven om de embryo’s te kunnen laten groeien. Daarom is regulatie van de lichaamstemperatuur cruciaal voor vrouwtjesadders. Op zonnige dagen bieden wegen en fietspaden in hun leefgebied gelukkig een warm oppervlak om op te zonnebaden. Echter, vele slangen worden daardoor doodgereden…

Aangezien adders ook ver boven de boomgrens voorkomen in berglandschappen en ten noorden van de poolcirkel, zorgen ze er door hun jongen mee te dragen voor dat er altijd gunstige temperaturen voor de groei van de embryo’s kunnen worden gehandhaafd.

Lees verder

De jacht
Adders jagen voornamelijk op gewervelden, zoals kleine zoogdieren, reptielen en grondbroedende vogels. Meestal vallen ze aan vanuit een hinderlaag, waarbij ze hun prooi verlammen met gif na een supersnelle beet. De giftanden liggen opgeborgen in het monddak en klappen naar voren nèt voor de prooi gebeten wordt.

De linker- en rechterhelft van de onderkaak zijn aan de voorkant verbonden door een dun, elastisch ligament, waardoor adders hun mond ver genoeg kunnen openen om grote prooien in hun geheel door te slikken. Om een prooi naar binnen te werken, grijpen beide onderkaken om en om de prooi vast en worden daarna teruggetrokken.

Ruimte voor prooien
De indeling van de inwendige organen maakt het mogelijk dat grote prooien door het verteringsstelsel kunnen worden geleid zonder andere organen te hinderen. De ademopening (de ‘glottis’) kan zijwaarts worden bewogen en de luchtpijp blijft door verstevigende beenringen op zijn plaats, zodat de ademhaling kan plaatsvinden tijdens het doorslikken van een prooi.

De glottis blijft doorgaans gesloten en opent enkel tijdens het in- of uitademen. Tijdens het uitademen, trilt een stukje kraakbeen in de glottis, waarmee het sissende geluid wordt geproduceerd.

De longen, waarvan de linker erg klein is, zijn verlengd en aan het eind van de rechterlong is een luchtzak verbonden, die het luchtvolume vergroten.

Een tweede, vliezige luchtzak sluit aan op de luchtpijp om het luchtvolume nog verder toe te laten nemen. Deze luchtreserve geeft de slang de mogelijkheid om tot twee uur lang niet adem te hoeven halen tijdens het verorberen van een grote prooi.

Geschikte maag
De voormaag, waarin het voedsel als eerst terechtkomt, heeft een dikke wand en klieren om enzymen te produceren die de buit voorverteren en afbreken.

Het achterste deel van de maag heeft een dunnere, gespierde wand en kan worden opgerekt om grote prooien op te slaan en om de maaginhoud te mengen, voordat deze naar de darmen wordt getransporteerd.