Algemene Lichaamsbouw van Uilen

De lichaamsbouw van de meeste uilen is aangepast op een leven van jagen in de nacht. Er bestaat echter een grote variatie in de uilenwereld, zowel in hun anatomie als de manieren waarop ze hun leefgebied gebruiken. Om soortspecifieke aanpassingen te kunnen vergelijken en begrijpen, worden hier eerst de opvallendheden van een ‘typische uil’  samengevat. 

Een relatief groot vleugeloppervlak en een lage vleugelbelasting dragen bij aan een langzame en stille vlucht.

Veren op de voorvleugelrand beschikken over speciale franjes, die turbulentie verkleinen en daarmee weerstand en geluid dempen, waardoor uilen bijna geruisloos vliegen.

Veren absorberen UV-licht en laten een roze fluorescentie zien.

Dit zou kunnen dienen als extra camouflage voor dieren die UV-licht kunnen waarnemen, hoewel hierover nog veel onbekend is.

De oren van uilen kunnen uitgerust zijn met huidflappen en veermaskers om geluiden te leiden of tegen te houden. De oren kunnen asymmetrische ooropeningen hebben om de afstand van een geluid te kunnen inschatten. 

De grote ogen zijn naar voren geplaatst en geven uilen een breed en binoculair gezichtsveld. Het netvlies is groot en heeft aanpassingen tot op celniveau om maximaal licht op te vangen in het donker. 

De buitenste teen kan naar achteren worden gedraaid, waardoor twee tenen naar voren en twee tenen naar achteren zijn gericht, om een prooi stevig te kunnen vastgrijpen.

Uilen hebben geen krop, maar een rekbare maag om grote of meerdere prooien te kunnen opslaan.

Twee grote blinde darmen (eigenlijk typerend voor planteneters) helpen bij het recyclen van de afvalstof urinezuur.

Vertering bij uilen in een overzicht (door Jesse Horn)