Wilde eend

Een eter van vele soorten voedsel, maar veeleisend in kwaliteit    

Algemeen en toch speciaal    
De meeste mensen kennen wilde eenden. Het zijn de meest algemene eenden die ronddobberend te zien zijn in het park, het lokale vijvertje of op grotere meren in het binnenland, waarop ze in grote groepen kunnen overwinteren. Zoals veel eenden werkt hun grote, brede lichaam als boei om op het water te blijven drijven.

De poten bevinden zich achter het zwaartepunt van het lichaam (zie skeletfoto), waardoor ze in combinatie met het afzetten met hun poten met grote zwemvliezen gemakkelijk voorover duikelen tijdens het grondelen. Zware borstspieren zorgen voor de snelle vleugelslag met de lange, puntige en naar verhouding kleine vleugels, waarmee het typische fluitende geluid van voorbijvliegende eenden wordt veroorzaakt.

Het orgaan waarmee eenden geluiden produceren wordt de kwaakblaas (syrinx) genoemd. Ondanks dat het orgaan veel groter en veel sterker verbeend is bij mannetjes (woerden) dan bij vrouwtjes, maken alleen de vrouwtjes de kenmerkende kwaakgeluiden. Waarschijnlijk stelt de grotere en stevigere kwaakblaas de mannetjes in staat om lagere geluiden tijdens de balts of andere sociale geluiden te maken. Ondanks dat wilde eenden zo algemeen en bekend zijn, weten de meeste mensen niet hoe bijzonder de aanpassingen zijn die deze eenden hebben om hun leven te leiden.

Een eend is een eend?
Wilde eenden zijn in Nederland dramatisch afgenomen in aantallen: naar schatting is 30% van de broedpopulatie verdwenen in een periode van 25 jaar. Opvallend genoeg zijn krakeenden, een andere soort grondeleend, extreem toegenomen in aantallen met zo’n 500% toename in dezelfde periode, zowel in Nederland als in enkele andere West-Europese landen. Het moge duidelijk zijn dat deze eenden alles behalve hetzelfde zijn, maar wat maakt ze zo verschillend?

Op het eerste gezicht lijken wilde eenden een heel vergelijkbare bouw met andere eenden te hebben, afgezien van hun kleuren en formaat. In relatie met het dieet bestaan er binnen de eendenwereld echter grote verschillen, die van de buitenkant niet zichtbaar zijn. In tegenstelling tot eenden die planten eten, zoals smienten, of schelpdieren, zoals eidereenden (rechts), hebben wilde eenden (links) een aantal zeer gespecialiseerde filters in hun snavel en tong. Deze filters stellen wilde eenden in staat om voedseldeeltjes van uiteenlopende formaten uit de bodem of het water te bemachtigen.

Het filteren gebeurt door een hap water te nemen en de snavel te sluiten, waardoor het water in de mondholte is opgeslagen. Dan wordt de tong naar boven geduwd om het water door de filters heen naar buiten te persen. Afhankelijk van het formaat van het voedseldeeltje blijft dit achter in één van de filters in de snavel of tong, waarna het kan worden doorgeslikt.

Superfilter
De grootste voedseldeeltjes kunnen worden opgevangen met grote “tanden” in de buitenste snavelrand, die geschikt zijn om graankorrels, zaden en ongewervelde dieren van vergelijkbaar formaat uit het water te zeven. Kleinere voedseldeeltjes, zoals zooplankton, kunnen met de tong worden gefilterd. Met name de haren aan de voorkant van de tong houden de kleinste deeltjes binnen.

Anders dan bij wilde eenden zijn deze filtersystemen veel minder ontwikkeld bij krakeenden: hun tong bevat veel minder haren en de uitsteeksels aan de snavelrand zijn aangepast om draadalgen af te knippen. De samenstelling en het formaat van smaakpapillen op de tong van wilde eenden is ook veel sterker ontwikkeld dan bij krakeenden en stelt wilde eenden waarschijnlijk in staat om nauwkeurig een grote variatie aan voedseldeeltjes te kunnen herkennen tijdens het filteren.

Ondanks dat wilde eenden een breed scala aan voedsel kunnen filteren, zijn ze gespecialiseerd in het verwerken van energierijk voedsel, dat gemakkelijk te verteren is. Krakeenden daarentegen zijn gebouwd om veel moeilijker verteerbaar plantaardig voedsel met een lage voedingswaarde te verzamelen en te verteren. De verteringsstelsels van beide soorten laten deze verschillen goed zien.

Lees verder

Andere vertering
Krakeenden wegen ongeveer de helft van een wilde eend, maar hebben een veel langer en beter ontwikkeld verteringsstelsel, geschikt om plantmateriaal efficiënt te verteren. Ook de spiermaag, waarin voedsel wordt vermalen nadat het is doorgeslikt, is veel groter en gespierder bij krakeenden en bevat fijn zand om zacht plantenmateriaal tot moes te vermalen voor het in de dunne darm terechtkomt. Wilde eenden daarentegen gebruiken kiezels in hun spiermaag om zaden, schelpdiertjes en insecten te vermalen. In de dunne darm worden voedingsstoffen opgenomen uit de voedselbrij.

Bij krakeenden is de dunne darm in verhouding met de lichaamsmassa vier keer (!) zo lang als bij wilde eenden. De blindzakken (caeca), waarin plantmateriaal met behulp van bacteriën wordt gefermenteerd, laten een vergelijkbaar verschil zien en zijn ook ongeveer vier keer zo lang bij krakeenden als bij wilde eenden.

Kortom, wilde eenden lijken een snavel, tong en verteringsstelsel te hebben die ontworpen zijn om energierijk en relatief gemakkelijk verteerbaar voedsel, zoals ongewervelde dieren, zaden en granen, te verwerken. Krakeenden lijken juist veel sterker beperkt te worden tot een dieet van moeilijk verteerbaar materiaal, zoals zachte planten en algen, en hebben een verteringsstelsel die dat mogelijk maakt. Hangen deze aanpassingen samen met hun afwijkende trends?

Verschuiving van dieet
In veel kleine wateren in Nederland waarvan eenden gebruikmaken in het broedseizoen is de waterkwaliteit afgenomen door vermesting (verrijking met voedingsstoffen). Kuikens van beide eendensoorten zijn afhankelijk van insecten gedurende de eerste weken van hun leven, omdat ze dierlijk eiwit uit hun voedsel nodig hebben om snel te kunnen groeien. Langzaamaan verschuift hun dieet naar dat van de volwassen eenden.

Tijdens deze verschuiving zouden kuikens van wilde eenden het zwaar kunnen hebben met het vinden van voldoende voedsel in wateren die bedekt zijn geraakt met algen als gevolg van de vermesting, of ze kunnen hun filters niet gebruiken om voedsel te bereiken tussen de dichte algengroei. Krakeenden kunnen zich echter tegoed doen aan de algen en andere planten en zouden daarom juist gebaat kunnen zijn bij deze verrijkte wateren.