Velduil

Prooien lokaliseren in hoog gras tijdens een snelle vlucht    

Nomaden van de graslanden    
Velduilen zijn een van ’s werelds meest wijd verspreide uilensoorten en komen voor in verschillende soorten graslanden, toendra’s en moerasgebieden. Ze leiden een nomadisch leven door te reageren op grote schommelingen in prooiaanbod en daar hun trekgedrag en legselgrootte op aan te passen.

Anders dan de meeste uilen broeden ze op de grond, aangezien bomen vaak ontbreken in hun leefgebied. Hun gevlamde verenkleed biedt dan ook perfecte camouflage tussen ruige grassen. Twee opvallende, witte vlekken aan weerszijden van de snavel zijn bedekt in rust, om nog onopvallender te blijven; het lijkt aannemelijk dat velduilen vlekken gebruiken om elkaars aanwezigheid aan te kondigen.

De aantallen velduilen zijn afgenomen in een groot deel van het verspreidingsgebied, grotendeels door versnippering en verlies van leefgebied. Ze zijn afhankelijk van velden die jaarrond begroeid zijn met ruige grassen, die veel kleine knaagdieren huisvesten en weinig andere predatoren die het mogelijk op velduilen gemunt hebben (zoals haviken en soortgelijke). Deze afhankelijkheid maakt velduilen vatbaar voor veranderingen van hoe mensen het land gebruiken.

Geruisloze vlucht
Dichte vegetatie van graslanden en toendra’s biedt dekking voor veel prooisoorten, zoals woelmuizen en lemmingen, die hoofdzakelijk op het menu staan. Velduilen zijn niet volledig nachtactief – de voornaamste tijden zijn tijdens zonsopkomst en de schemer, maar ze jagen ook overdag.

De voorrand van de vleugel, inclusief de duimveren, is voorzien van franjes om de vlucht stil en daarmee onopgemerkt te houden voor mogelijke hapjes die verscholen zijn in het gras. Tegelijkertijd maakt deze geruisloze vlucht het mogelijk voor de uil om te kunnen luisteren naar prooien in het gras beneden.

Velduilen scheren zo snel over graslanden dat het bijna onmogelijk is om een prooi op het oog te detecteren en daarop te reageren in zulke dichte vegetatie.

In plaats daarvan gebruiken ze hun ongelooflijk scherpe gehoor om geluiden van nietsvermoedende prooien op te pikken. Deze techniek wordt ook gebruikt door enkele roofvogels, zoals blauwe kiekendieven, die vergelijkbare aanpassingen aan hun oren hebben.

Een huidflap vóór het oor houdt geluiden tegen die direct de gehooropening binnenkomen, terwijl een rand van zeer dichte veren achter het oor werkt als een reflector van geluiden richting het oor.

Verschillende oren
Het linker- en rechteroor zijn ten opzichte van elkaar op verschillende hoogte in de huid van de kop geplaatst. Deze asymmetrie geeft velduilen de mogelijk om de afstand en de richting van een geluid in te schatten en is een speciale aanpassing die nodig is om prooien op enkel gehoor te kunnen vangen.

Omdat de uilen hun prooi al op afstand horen, kunnen ze hun vliegroute op tijd aanpassen, hoewel prooien ook op hele korte afstand kunnen worden waargenomen.

Lees verder

Sterke(re) uilen
Met de grote vleugels kunnen velduilen stilhangen boven een vermoedelijke prooi, maar ook plotse wendingen maken of sterk afremmen om hun prooi te kunnen grijpen. Voor zowel zulke luchtacrobatiek als voor lange vluchten om voedsel te zoeken, zijn relatief grote vliegspieren en een groot borstbeen nodig.

Uilen hebben doorgaans geen grote vliegspieren, vergeleken met bijvoorbeeld dagactieve rovers, en hebben daarom niet de krachtige vlucht van een roofvogel. Echter, vergeleken met een ransuil of bosuil zijn de vliegspieren van een velduil erg sterk ontwikkeld, die passen bij hun snelle en behendige vliegwijze.

Om hun prooi te grijpen, duiken ze naar beneden met hun lange onderpoten om door de begroeiing heen hun snack te pakken te krijgen. De buitenste teen kan naar achteren draaien, zodat de prooi omringd wordt door klauwen. De nagels van velduilen zijn tamelijk dun, maar vlijmscherp en geschikt om kleine prooien vast te houden, terwijl roofvogels die op grotere prooien jagen, zoals haviken, zeer krachtige nagels hebben om een prooi te grijpen en te doden.

Roze camouflage
Wat voor het menselijke oog zichtbaar wordt als een spectaculaire roze gloed, zou kunnen dienen als extra camouflage voor velduilen. UV-licht wordt door hun veren geabsorbeerd, in plaats van weerkaatst. Nieuwe veren en donzige delen van het verenkleed laten een roze fluorescentie zien bij het beschijnen met een UV-lamp. De mate waarin UV-licht wordt geabsorbeerd, gaat geleidelijk verloren naar gelang de veren meer worden blootgesteld aan UV-licht.

Voor dieren die UV-licht kunnen zien (zoals veel vogels) lijkt de uil donker, doordat UV-licht wordt geabsorbeerd (bij weerkaatsing van UV-licht zou de uil als een lichte vlek te zien zijn). De uil valt daardoor nog minder op in een donkere omgeving. Opvallend genoeg laten velduilen, die deels dagactief zijn, veel minder sterke fluorescentie zien dan bijvoorbeeld meer nachtactieve bosuilen. Waarschijnlijk hangt de mate van fluorescentie en daarmee de donkere camouflage samen met het moment van de dag en de omgeving waarin uilen actief zijn.